Een diagnose, wat is dat?

Vandaag was ik in het Rijksmuseum in Amsterdam. Ik ben daar als kind vaak geweest. Nu vond ik het vooral leuk om te zien hoe bijvoorbeeld gezinnen werden geportretteerd. Opvoeding komt vaak als thema naar voren. De schilderijen van Jan Steen zijn mijn favoriet.

20141013_112644 - kopieLeuk vond ik het schilderij van Caspar Netscher uit 1969. ‘Moederzorg’: “Netscher benadrukt het belang van een goede opvoeding. Een verstandige moeder neemt die taak serieus. Hier geholpen door haar dienstmeid.” Vragen over opvoeding komt te allen tijden als thema naar voren. Mooi. Ook in deze tijd. Wat voor mij als kindertherapeut centraal staat is: ouders doen altijd wat zij moeten doen voor hun kind. Zij zorgen er voor en zij zorgen voor de opvoeding, ontwikkeling. Met of zonder hulp. En waar zij altijd mee te maken hebben gehad, blijkbaar, is er altijd de discussie over het wel of niet goed doen. Zo te zien is er altijd een soort ‘hoe het moet’ geweest. Vandaag de dag veel over diagnoses.

Wat is dat eigenlijk een diagnose? Er wordt zoveel over gezegd. Vaak wordt het, als het om psychische diagnoses gaat denigrerend stempel, hokje, label of vlekje genoemd. Ik houd het vanuit respect op ‘diagnose’. In het woordenboek vind ik:

Vaststelling op grond van verschijnselen (bv. van een ziekte)

Het is een vaststelling. Een diagnose wordt door deskundigen gesteld. Zij doen dit omdat iemand met een hulpvraag bij hen komt. Daarvoor vragen zij verder. Want je kan natuurlijk niet gelijk met een behandeling beginnen. Een arts stelt diagnoses. Een oogheelkundige stelt een diagnose. Een psychiater doet dat ook. De hulpverlener bij wie de persoon terecht komt zoekt eerst natuurlijk uit wat er zoal aan de hand is. Gevoelens, gedrag, patronen etc. Pas dan kan hij gericht, de juiste behandeling inzetten.

Als kindertherapeut ben ik niet opgeleid om diagnoses te stellen. Maar ik doe het voor mijn handelen in principe wel. In de integratieve kindertherapie noemen we dat dan de ‘empathische diagnose’. Daarbij stel ik mij de vraag: wat maakt dat dit kind, op dit moment, hier om hulp vraagt. En wat maakt dat het maar niet lukt om de klacht (de reden voor vragen om hulp) op te lossen. Wat zit daarvoor nog in de weg? En wat heeft het kind nodig? Wat gun ik dit kind? Ik kijk daarbij natuurlijk ook naar de symptomen, de verschijnselen die ik bij het kind zie. Op basis daarvan kan ik doelen stellen die tegelijk ook realistisch en eerlijk zijn. Trouwens, als ouder doe ik dat in principe ook. Wanneer ik merk dat mijn kind niet lekker in zijn of haar vel zit, zoek ik uit wat er aan de hand kan zijn. Wanneer ik daar uit ben, als ik heb vastgesteld wat er dwars zit, kan ik handelen of het kind helpen te handelen.
Om een kind in proces te helpen heb ik die analyse nodig.

Hoe ontstaat de discussie over een diagnose? Men vindt het niet normaal. Men denkt dat het een bestempeling is van een persoon. Maar een diagnose is dus niets minder dan een ‘tool’ voor de persoon zelf en voor de personen in diens omgeving. In eerste instantie is de diagnose bedoeld om verder te kunnen handelen voor de professional. Een marketeer doet ook onderzoek en analyses alvorens strategieën te bedenken. Daar wordt vervolgens ook naar gehandeld. Volgens plan. Het doel moet vooral ook realistisch zijn. Een diagnose maakt dat mogelijk. Maar het doel wordt vooral ook positief geformuleerd. In meer beroepsgroepen zal analyse, evaluatie, onderzoek etc nodig zijn voor efficiënt werk.
Datzelfde geld voor de hulpverlener. Je wil toch niet naar een arts of therapeut die gewoon zomaar in het wilde weg maar wat gaat behandelen? Nergens op gestoeld?

Maar wat is dan de DSM, inmiddels al de vijfde versie. De DSM is in het leven geroepen om nationaal en internationaal een zelfde taal te spreken. Voordat de DSM er was, was het moeilijk afstemmen tussen de psychiaters. Met de DSM-standaard, als ‘taal’ kunnen constateringen uit onderzoek (de diagnose) aan elkaar worden gecommuniceerd. De standaard is er dus voor psychiaters zodat zij het bij overeenkomstige symptomen over het zelfde spreken en dus een afgestemde behandeling kunnen bieden bij overdracht en bij verder onderzoek. De psychiatrie is nog in de kinderschoenen en onderzoek is nog lang niet klaar. Daarom wordt het handboek ook aangepast aan de nieuwe kennis. Wanneer een arts bij een persoon de diagnose ‘DCD’ vaststelt, kunnen andere professionals op basis van de kenmerken die daarbij horen, behandeling inzetten. Ook andere belangrijke mensen in de omgeving van die persoon kunnen rekening houden (en zo nodig steun bieden) door kennis van de algemene symptomen. De persoon zelf blijft natuurlijk die ene unieke persoon met de eigen kwaliteiten. Een diagnose verandert die persoon niet.

Nee. Ouders zien nog steeds hun volwaardige kind. Na de diagnose krijgen ze tools mee. Voor zichzelf. Voor de leerkrachten. Voor de sportbegeleiders en misschien wel voor de ouders van de vriendjes van hun kind. Want een diagnose kan soms wat aanpassing en inleving van de omgeving van de kinderen vragen. Daarmee lijkt het misschien of deze ouders alleen nog maar ‘de diagnose’ zien en niet meer hun kind. Maar dat is natuurlijk onzin. Zij hebben gewoon dat extra beetje uitleg zodat iedereen leuk en goed met het kind kan omgaan. Zo wordt het kinderfeestje met het jongetje met PDD-NOS leuk. En zo begrijpt de familie waarom ouders er voor kunnen kiezen om met het nichtje met sociale angst even de sinterklaasviering met de hele familie over te slaan. De buurvrouw snapt waarom de jongen met sociale angst haar niet aankijkt en geen gedag zegt. De ouders kunnen aan de buurvrouw vragen om zelf toch gewoon gedag te blijven zeggen. Want ze weten dat hun zoon dat wel nodig kan hebben. Gezien worden. Meetellen.

Het is eerlijk als ouders al deze moeite doen om hun kind verder te laten gaan ook serieus genomen worden. Het is eerlijk ook voor volwassenen met een diagnose om begrip te krijgen bij de diagnose. Het gevoel niet te voldoen is van voor de diagnose. Dat kan na de diagnose anders.

Normaal: ‘volgens de norm’. Om efficiënt te kunnen handelen en behandelen is het stellen van een diagnose voor een professional zeker heel normaal.

Wanneer een kind bij mij wordt aangemeld omdat het bijvoorbeeld zo graag vrienden wil maken, maar de beperking vindt vanuit ‘selectief mutisme’ (en waarbij ook die diagnose is gesteld door een deskundige) is het fijn als iemand dit kind (en de ouders) serieus neemt. Er zijn nog veel meer mogelijkheden voor dit specifieke kind om vrienden te maken. Dan is praten misschien niet nodig. Dan heeft het kind legio mogelijkheden in zich om dat alsnog te doen. Zonder diagnose zou het als ‘trekken aan een dood paard’ zijn.

Het stellen van een diagnose is heel normaal. Met een diagnose kun je verder.

Eén reactie

Plaats een reactie