Het kind heeft zijn eigen probleem. Het kind heeft ook zijn eigen oplossing.

Als moeder van een kind met ADHD en een kind met selectief mutisme zie ik steeds met lede ogen aan hoe met betrekking tot onderwijs en zorg, telkens weer een indeling naar ‘diagnoses’ wordt gemaakt. Al jaren geleden hoorde ik dat scholen zich dan bijvoorbeeld binnen het systeem van passend onderwijs zouden specialiseren op basis van DSM. Ook al zie ik dat nog niet helemaal duidelijk gebeuren, het is een onbegrijpelijk idee. Zo kan ik mij niet voorstellen dat een zogenaamd protocol voor mijn zoon met ADHD bestaat. Mijn zorg bestaat eruit dat een standaard invulling voor zorg klaar zou moeten liggen. Op basis daarvan kunnen scholen dus ook makkelijk doorverwijzen (ofwel een kind weigeren zonder het ‘gezien’ te hebben). Laat ik maar niet nog een keer de vraag stellen welke school zich nu eigenlijk gespecialiseerd heeft in selectief mutisme. Ik geloof nog steeds niet dat die school bestaat.

Voor mijn zoon hebben wij onlangs een nieuwe school gevonden in een andere gemeente dan waarin wij wonen. In onze eigen gemeente werd niet mijn kind gezien, maar slechts zijn situatie. Alleen de eigen handelswijze (de protocollen van de school dus) stond centraal. Mijn kind werd ‘een risico voor scholen’ genoemd. Op zijn huidige school voelt hij zich gelukkig gezien. Het vergeten van een afspraak wordt niet als ‘weigeren’ opgevat maar als iets wat moeilijk is voor hem. Ligt het aan zijn concentratie of aan zijn geheugen. Al snel wordt gewerkt met een schriftje om het op te schrijven. Het blijkt zijn concentratievermogen te zijn. Alleen al in een kort gesprek dwaalt hij continue af (voor mij niets nieuws). Herhalen, herhalen, herhalen werkt dan ook totaal niet. Hier op deze school wordt dat gezien binnen één week. ADHD is daarbij een gegeven waar rekening mee wordt gehouden. Heel netjes. Heel passend.

Ik zie dus allerlei initiatieven voor kinderen met autisme, prikkelgevoeligheid. Ik zie overleggen voor oplossingen voor kinderen die hoogbegaafd zijn. Ik zie protocollen voor kinderen met dyslexie (alleen met officiële verklaring). En de fysieke handicaps. Bij het vinden van werkwijze voor maatwerk lijkt dit ook te gebeuren. Een op het kind samengesteld onderwijs- en zorgpakket kan niet in een protocol worden gevat. Elk kind heeft op zijn of haar eigen manier last van de stoornis of de handicap. En elk kind heeft zo zijn eigen unieke eigenschappen. Voor de werkwijze kan wel een ‘protocol’ bestaan. Blijkbaar is daar behoefte aan. Doe dat integratief, dat is, vanuit de vraag van het unieke kind zelf. Eigenlijk komt het er eenvoudigweg op neer dat gewerkt wordt vanuit empathie.

protocol maatwerk

Ja, zo simpel. Wat men beslist niet moet gaan doen is de ‘inhoud’ standaard gaan maken. Ik ga nu een casus beschrijven van een kind zonder DSM-diagnose, maar wel degelijk met een zorgvraag. Het jongetje kwam bij mij in de praktijk voor integratieve kindertherapie. Als kindertherapeut stelde ik een diagnose op basis van empathie (een diagnose is een beschrijving van de oorzaak van het probleem). Helemaal onderaan de tekst kan je lezen wat er daadwerkelijk met het kind aan de hand was. Bedenk, veiligheid en vertrouwen maakt dat kinderen ook steeds meer open kunnen zijn. De tekst kan je lezen zonder die diagnose’ te kennen. Misschien is dat interessanter:

Men neme het kind
Als eerste hoort men het kind bij zich te nemen. Niet het dossier. Het kind zelf. Dat betekent in een omgeving voor zorg. Maar ook in een omgeving voor onderwijs. Pas dan kan men daadwerkelijk vaststellen wat het kind nodig heeft (misschien zonder te weten wat de onderliggende oorzaken zijn. Dat vraagt dus ook wat lef. Maar vooral welwillendheid). Het gebeurt nogal eens dat een ‘kind’ in een commissie wordt besproken. In een commissie die bestaat uit deskundigen op velerlei gebied, maar die het kind nooit hebben gezien.
Dit jongetje was 4 jaar oud. Hij kon niet goed in de groep mee. Hij ‘weigerde’ mee te doen en wilde geen contact. Hij werd erg snel boos. Tijdens de kring hing hij onder zijn stoeltje. Hij deed niet mee met de gesprekken. Hij had moeite zich in taal uit te drukken. Bij de BSO had hij nog ergere woedebuien. Hij trok zich terug en wilde graag op zichzelf spelen. Als kinderen in zijn buurt kwamen werd hij boos. Onhandelbaar. Ouders waren gescheiden. Heel af en toe ging hij in de weekends naar zijn vader.

Men kijkt naar het kind (met het hart)
Natuurlijk kunnen we direct vragen aan het kind: ‘wat heb je nodig’. Kinderen kunnen dat vaak moeilijk verwoorden. Bovendien moet een kind zich al heel erg veilig voelen om dat te kunnen verwoorden. Kinderen laten echter vaak juist met het gedrag of in spel, zien wat ze nodig hebben. Of… wat er mis is. Het is aan de volwassenen die met het kind werken om die taal van het kind te interpreteren. Vraag je bijvoorbeeld af: waarom liegt een kind? Waarom heeft een kind dat nodig? Waarom trekt een kind zich terug? Waarom zwijgt een kind. Waarom slaat een kind? Voelt dit rustige kind zich wel rustig? Het kan ver- of beoordeeld worden. Maar ook begrepen. Pas als het begrepen wordt kan het kind op de juiste wijze gesteund worden.

Wat vaak vergeten wordt is dat er een emotie of gevoel ten grondslag ligt terwijl de interventies (zowel op school als in behandeling) vooral gericht zijn op het gedrag. We vinden nu eenmaal dat het zich op een bepaalde manier moet gedragen. Dat zijn de normen.

Als je wilt weten wat het kind nodig heeft om mee te kunnen, om zich goed te kunnen ontwikkelen op die plaats waar het zo vaak is, dan KIJKT men naar het kind. Men luistert. Men ‘voelt aan’. Men onderzoekt. En men vraagt. Oprechte nieuwsgierigheid is daarbij nodig. Het helpt niet om direct ‘gewenst gedrag’ op te dringen. Daarmee kan dat wat zo moeilijk is, zelfs erger worden gemaakt. Het bieden van zorg is daarmee vooral een vaardigheid waarbij het niet om trucjes gaat maar om werkelijk empathie en acceptatie van het kind zoals het is. Bovendien moet men de eigen emotie (zoals irritatie en ongeduld) even uit kunnen schakelen. Want bij die eigen emoties is het moeilijker om het kind in zijn zuiverheid te zien. Eigen emoties zijn ruis bij het interpreteren.

Het jongetje speelt vooral met een grote auto van playmobil. Elke keer was hij flink bezig met het in elkaar zetten van de hekken. De auto werd daar binnen geplaatst. Hekken kunnen te maken hebben met begrenzing. Ik zie het nog wel eens dat kinderen juist meer ruimte vragen voor eigen dingen. Het kan aanduiden dat het in een volgende fase van ontwikkeling zit en dat het iets meer vrijheid nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen. Het kan ook juist betekenen dat meer duidelijkheid in grenzen nodig is. Of heel anders. Dit kind maakte de ruimte binnen de hekken juist steeds kleiner. Hij leek het heel fijn te vinden dat zijn auto daarin gezet werd. Het gaf en hem rust. In principe was al duidelijk dat hij ‘eigen ruimte’ nodig had. De hekken plaatste hij om dat duidelijk te maken voor ‘de ander’. Dit kind had dat zo enorm nodig dat hij zelfs zelf, fysiek, op die plek tussen die kleine play-mobil hekjes ging zitten. Wat een opluchting kon ik dan bij hem zien. Wat fijn dat hij dat zo kon ervaren. Bij het dagverblijf werd hieraan gehoor gegeven. Hij mocht op een afgebakend plekje spelen waar hij alleen kon spelen wanneer hij dat wilde. Op school kon (of wilde) hieraan geen gehoor worden gegeven. Hij moest mee. Ook aan zijn gebrekkige spraakvermogen werd niets gedaan.

Men ZIET het kind echt
Het is zo belangrijk om het kind werkelijk te zien. Daarmee bedoel ik helemaal niet dat er handeling op het gedrag is. Het kind heeft het vooral nodig om zich veilig te voelen en begrepen te worden. Het kind wil serieus genomen worden. Pas met die voorwaarden zal het zich ook daadwerkelijk kunnen laten zien. Als dat er niet is, is er geen reden (of geen veiligheid) om zich zo kwetsbaar op te kunnen stellen. Wat dat is heus nodig voor een kind als het om echte zorg vraagt, hulp.

In eerste instantie leek het wel wat beter te gaan met dit jongetje. Maar er kwam terugval. Zeer heftige woede-aanvallen en broekpoepen. Met nog andere signalen die ik bij het kind zag heb ik hiervoor moeder speciaal uitgenodigd voor feedback. Zij was inmiddels een traject voor onderzoek naar autisme gestart omdat de school dit vermoedde. Het is goed dat dat onderzoek plaats vond. Maar mijn melding naar de moeder was van heel andere aard. (zie onderaan mijn melding). Moeder zou mijn ‘diagnose’ meenemen voor het onderzoek.

Het kind is naar een SO gegaan voor autisme. Heel fijn… zou je denken. Werd het kind gezien? Waarschijnlijk een kleinere groep. Meer mogelijkheid tot een ‘eigen plek’. De boosheid? Het onbegrip? Hij kreeg begeleiding op het gedrag wat hij liet zien. Daar is het mee gezegd. Het moet wel fijner voor hem zijn geweest.Maar dat waar hij behoefte aan had was er nog niet.

Men begrijpt het kind

En bij het ‘zien’ is er dus eigenlijk al snel het begrip. Maar dat is er niet tegelijk. Want we kunnen zien dat een kind begrenzing (om zichzelf) aangeeft. Maar begrijpen (of willen begrijpen) is een kunst. Soms betekent dat, dat je als volwassene accepteert dat de wereld niet is, zoals je die zou willen zien. Ik ‘begreep’ dat er het kind heel foute dingen mee maakte. Ik kon dat niet aantonen. Het kind was machteloos. De moeder liet het kind verder onderzoeken bij een GGZ-instelling. Maar daar ‘zagen’ ze het kind blijkbaar niet. Daar zagen ze autisme in het gedrag. Dat concludeerde men uit de antwoorden op de vragen in een lange lijst.

Men helpt het kind
Het kind was een beetje geholpen. Maar niet begrepen. En dus eigenlijk helemaal niet geholpen. Zijn hulpvraag was totaal anders: red mij, maak het veilig voor mij. Een kind van 4 is beslist niet in staat om zelf grenzen aan te geven bij iemand die daar geen respect voor heeft. Zelfs op veilige plaatsen blijkbaar niet. Dat was wat hij op z’n minst had mogen ervaren en wellicht kunnen ontwikkelen. Zijn vraag was veiligheid. Hij kreeg structuur als zorg binnen het onderwijs.

Je ziet, dat binnen dit protocol het heel belangrijk is dat de fasen goed doorlopen moeten worden. Fouten maken is altijd mogelijk en daarom is soms even een stapje terug nodig. Daar open voor staan is nodig. Het doet er ook niet heel veel toe. Het kind wordt serieus genomen. Dat het antwoord er niet direct is, is mogelijk. En daarom die laatste fase in dit protocol:

Men houdt vast of stelt bij
Het ontkennen van heel nare vermoedens is helemaal niet vreemd. Gelukkig heeft deze moeder haar ogen niet gesloten. Maar erkennen dat iets is, zoals het is, is heel lastig. Vooral omdat volwassenen altijd vinden dat iets bewezen moet worden als een kind iets ‘zegt’ (dus in woord of in andere signalen). De pijnlijke waarheid is bij haar in zicht gekomen. En gelukkig heeft ze haar kind kunnen geven wat hij echt nodig had: ‘veiligheid en iemand die, die ander begrensde’.

De werkelijke zorgvraag, de werkelijke diagnose
Drie jaar later mailde moeder mij. Ik zag een veel sterkere persoon die heel hard vocht om haar kind te kunnen beschermen. Ook zij heeft iets nodig gehad om er daadwerkelijk voor haar kind te kunnen zijn, waarschijnlijk ‘tegen de wereld’ in. Ze vroeg mij alsnog een verslag van dat wat ik had waargenomen. Dat wat ik haar toen met moeite had durven vertellen bleek helaas raak te zijn geweest. Ik had me er zo onzeker door gevoeld, maar toch dus….! Ik vond het destijds heel moeilijk om aan te geven dat ik seksueel misbruik vermoedde. Nogmaals, kinderen zeggen dit vaak niet direct, maar laten het zien in spel. De hekjes waren daarbij zijn manier om te laten zien dat iemand zijn grens overschreed. Maar hij was te klein om die grens aan te geven en zelf te beschermen. Zijn kindertherapeut werd ook niet gehoord, daarmee hij niet. Dit aangeven op basis van gevoel is moeilijk. Ik kon het immers niet bewijzen. Hierna zag ik het kind niet meer. Het onderzoek elders liep. Ik heb me er lang rottig om gevoeld. Ik had het misschien wel mis en dan is zo’n melding naar een moeder echt heel naar.

Ik vraag me af hoe het hem was afgegaan als op meer plaatsen waar hij toch dagelijks kwam, met een open blik naar dit kind gekeken was.

Het jongetje heeft nog drie jaar lang heel nare dingen me moeten maken en kon maar niet dat vinden wat hij daadwerkelijk nodig had. Nu gelukkig wel.

Altijd als incident
Deel kinderen dus niet in in categorieën van diagnoses. Daarbinnen is de zorgvraag immers ook per kind verschillend. Zoek naar de zorgvraag als daar sprake van is. Neem die diagnose mee als gegeven. Een van de eigenschappen waar het kind mee te dealen heeft. Specialisme bestaat niet. Alleen in het kind zelf. Een mooie uitdaging om die in elk kind te kunnen vinden. Pas dan is er passend onderwijs.

Het kind heeft zijn eigen probleem. Het kind heeft ook zijn eigen oplossing.